Zuigverwarring en flowverwarring
Zuigverwarring en Flowverwarring
De term ‘zuigverwarring’ wordt gebruikt wanneer een baby moeilijkheden heeft bij het wisselen tussen de borst en een fles. Dit uit zich in een onrustige, ontevreden baby aan de borst, die soms effectief de borst gaat weigeren.Soms wordt ook de term ‘tepel-speenverwarring’ gebruikt voor dit verschijnsel.
Er is niet te voorspellen welke baby moeite zal hebben met het combineren van drinken aan de borst en het drinken uit een fles. Zuigverwarring kan plots optreden – soms zelfs al na één enkele fles -. Maar het kan ook gebeuren dat de baby geleidelijk aan minder goed aan de borst gaat drinken. Baby’s met een zwakkere zuigreflex of coördinatieproblemen bij het zuigen, slikken en ademen, zijn mogelijk gevoeliger voor zuigverwarring. Bij te vroeg geboren baby’s lukt het combineren van borst en fles soms beter dan bij baby’s die na +/- 40 weken zwangerschap geboren worden.
De grootste verschillen tussen borst en fles zijn de manier van drinken en de melkstroom (flow). Bij een fles wordt de melk uit de fles gezogen, terwijl dit bij de borst eerder masserende bewegingen van de tong zijn om de melk uit de borst te halen. Daarnaast is een flessenspeen veel harder dan de borst en stroomt de melk uit de fles meestal sneller/gemakkelijker en regelmatiger.
Hoe zuigverwarring voorkomen:
- Wachten totdat de borstvoeding volledig op gang is gekomen en jij en je kindje het onder de knie hebben, waardoor borstdrinken voelt als een onderdeel van de dagelijkse routine. Velen raden aan om pas te oefenen met de fles na de kraamtijd (ca. 6 weken).
- De zorgverleners in het ziekenhuis kunnen op voorhand geïnformeerd worden over de wens om de baby geen fopspeen of fles aan te bieden tenzij medisch noodzakelijk.
- Als de baby extra melk nodig heeft, kan overwogen worden om de melk via alternatieve manierente geven zoals een cupje, spuitje of een borstvoedingshulpset.
Als de baby zuigverwarring heeft:
- Huid- op huidcontact kan hierbij veelhelpen.
- Extra aandacht besteden aan het aanleggen (samen met de baby buik tegen buik, oren op 1 lijn met de heupen, het hoofdje lichtjes achteroverhellend met de neus ter hoogte van de tepel) en het aanhappen (baby heeft de mond wijd open, wordt snel maar zachtjes naar de borst toe getrokken, meer tepelhof in de mond aan de kant van de kin dan aan de kant van de neus). Meer uitleg staat verder in deze tekst.
- Het kindje aanmoedigen elke keer er een stap in de juiste richting wordt gezet – een open mond, tong omlaag, een goede aanhap.
- De eerste signalen van het kindje om aan de borst te willen op vangen (wakker worden, zuigen op de vuist of vingers, geluidjes maken maar nog niet huilen) zorgt ervoor dat er gevoed kan worden voordat de baby echt hongerig of overstuur is.
- Soms kan het helpen om de borst te masseren en wat melk uit te duwen of af te kolven voordat men de baby laat aanhappen zodat hij meteen melk als beloning krijgt voor zijn inspanning.
- Als hij nog steeds moeilijkheden heeft aan de borst, kan geprobeerd worden om wat melk uit de borst te masseren, recht in het mondje van de baby voordat je hem probeert aan te leggen.
- Sommige baby’s drinken gemakkelijker al ze in beweging zijn. Je kunt de baby rechtop in de draagdoek nemen, de doek wat losser knopen zodat hij gemakkelijk met het mondje bij de borst kan en dan langzaam door de woning rondwandelen.
Therapeutisch baden
Dit heeft al veel baby’s met zuigverwarring geholpen. Daarvoor is de hulp van een tweede persoon wel handig. Een bad gevuld met water met aangename watertemperatuur, zonder fel licht en storende geluiden, creëert de ideale context om therapeutisch baden toe te passen. Wanneer je helemaal lekker ontspannen in het bad ligt, kan de baby buik tegen buik gelegd worden. Als de baby wat tijd krijgt zal hij normaal gezien proberen in de richting van de borsten te kruipen. Doet hij dit na een tijdje niet, dan kan hij zachtjes naar de borsten toe gebracht worden door tegen de voetjes of tegen de billetjes te duwen. Veel baby’s, ook oudere, happen op die manier spontaan aan. De helper kan er voor zorgen, dat het water niet te sterk afkoelt, door voorzichtig en rustig van tijd tot tijd wat warm water bij te geven. Ook wanneer het bad verlaten wordt kan hulp handig zijn om bijvoorbeeld de baby aan te nemen, af te drogen en aan te kleden of in een warme handdoek te wikkelen.
Achteroverleunend voeden
Bij deze positie ga je achteroverleunend op bed of in een zetel zitten. Deze houding wordt als gemakkelijk en ontspannen ervaren. Het ontbloten van beide borsten is handig maar hoeft niet noodzakelijk. De baby wordt op het bovenlichaam gepositioneerd met zijn hele voorkant tegen jouw voorkant. De baby heeft op die manier veel bewegingsvrijheid en kan zo gaan liggen op een manier die hij prettig vindt. De zwaartekracht houdt de baby op zijn plek waardoor hij dus niet ondersteund hoeft te worden tenzij dit als aangenamer wordt ervaren. Het wangetje van de baby is in de buurt van de ontblote borst. Hij kan eventueel wat geholpen worden bij wat hij probeert te doen door hem wat hoger, lager of dichter bij de borst te leggen. De baby kan nu de tijd krijgen om de borst te ontdekken met zijn handjes en zijn mondje. Uiteindelijk zal hij waarschijnlijk beginnen zuigen.
Flowverwarring
Een voeding verloopt anders aan deborst dan aan de fles. Met enkele snelle slokken zal de baby aan de borst een toeschietreflex opwekken. De baby neemt af en toe een korte pauze tijdens het drinken. En soms worden er meerdere keren per borstmoment een toeschietreflex opgewekt. Tegen het einde van het borstmoment neemt de melkstroom af.
Bij de fles stroomt de melk de hele tijd gelijkmatig en tegen het einde van de voeding wordt de melkstroom zelfs nog gemakkelijker omdat er veel meer lucht in de fles zit.
Een baby die het gewend is om aan de fles te drinken begrijpt misschien niet meer goed dat hij aan de borst een toeschietreflex moet opwekken. Hij kan erg overstuur geraken hierdoor. Daarnaast kan het zijn dat de baby aan het einde van de voeding te snel opgeeft ook al heeft hij nog niet voldoende gedronken.
Flowverwarring kan voorkomen worden door de fles meer horizontaal te houden. Een slow-flow speen, een speen met kleine gaatjes of een speen met ventielsysteem kunnen ook helpen. Er bestaan ook flessen met voorgevormde melkzakjes en zonder bodem. De melkstroom wordt bij een deze fles niet gemakkelijker omdat er geen lucht in het melkzakje geraakt.
Alternatieve methodes kunnen gebruikt worden om een flesspeen te vermijden. Zo kan een lepel, een spuitje of een cupje gebruikt worden om supplementen te geven mochten deze nodig zijn. Voeden met een bekertje vraagt in het begin misschien een beetje tijd, maar eens een baby het door heeft, dan gaat het meestal heel vlot. Voor de eerste keer is het handig een rustig moment te kiezen. De baby op schoot nemen zodat hij bijna rechtop zit, dus maar een heel klein beetje naar achter geleund, zorgt voor een ideale positie. De beker wordt aan het mondje gebracht zodat deze op zijn onderlipje rust en links en rechts het bovenlipje aanraakt. De beker wordt nu zo ver gekanteld, dat de melk baby’s mondje raakt. Een transparante beker of een glas is handig. Nu wordt er gewacht tot de baby de melk actief uit de beker slurpt, likt of zuigt. De melk in het mondje gieten heeft absoluut geen zin, de baby zal niet slikken. In het begin kan het enkele minuten duren voor de baby de melk begint te drinken, maar later zal het vlotter gaan.
Bij extreme zuigverwarring, wanneer er geen oplossing gevonden wordt, kan een tijdelijk gebruik van een tepelhoedje onder begeleiding van een lactatiekundige overwogen worden.
Verder lezen:
Verschillende voedingshoudingen
Hoe weet je of je baby voldoende drinkt?
Bronnen:
La Leche League International: https://www.llli.org/breastfeeding-info/nipple-confusion/
Breastfeeding, A Guide for the Medical Profession (2011), Ruth A. Lawrence, Robert M. Lawrence
Hale & Hartmann’s Textbook of Human Lactation, Thomas W. Hale, Peter E. Hartmann
Goed aan de borst (2017), La Leche League Nederland
© 2019, Lin Gentzis | La Leche League België-Vlaanderen vzw